Personen
Meester Charles Bergholtz
Geboren: 24-12-1908 in Maastricht † 21-5-1980 in Boxmeer, 71 jaar oud.
Begin september 1931 kwam hij met de trein in Boxmeer aan om vandaar naar St. Anthonis te gaan.
Zijn bagage bestond uit niet veel meer dan een viool.
Van 5-9-1931 tot 18-11-1937 woonde hij op het adres A 144, inwonend bij de gezusters Arts.
Hoe hij er toe kwam om van het verre grootsteedse Maastricht neer te strijken in het nietige Peelranddorpje Sint Tunnis, zullen we nooit weten. Maar pastoor A. van Delft heeft in ieder geval 'iets' in hem gezien, want als voorzitter van het schoolbestuur benoemde hij hem tot onderwijzer aan de R. K. Lagere Jongensschool.
De pastoor en de meester zouden in de jaren die volgden, elkaar nog vaak ontmoeten en dat zou beiden en heel veel dorpsbewoners heel veel voldoening geven.
Van 18-11-1937 tot 16-3-1943 woonde hij op het adres A 159 (bij Handri Peeters in de Molenstraat in pension).
Op 5 maart 1943 trouwde hij met Frederica Johanna Marie (roepnaam Frits) Hilgers.
Frits was geboren in Hoorn op 2-9-1912. † 23-9-1994 in Boxmeer, 82 jaar oud.
Zij woonde tot 5-9-1924 in Den Haag. In september 1924 vertrok zij naar Reuver, waar zij in een internaat woonde en de Kweekschoolopleiding volgde. In 1938 woonde ze op het adres Steenstraat 66 in Boxmeer. In die tijd leerde ze Charles Bergholtz kennen; ze trouwde met hem in 1943.
In St. Anthonis woonden ze achtereenvolgens op de volgende adressen:
van 31-5-1943 tot 10-11-1945 op het adres A 78 ( het tegenwoordige woonhuis van Ronald Korsten; daar woonde toen Cor van Lier met zijn vrouw, die een winkel hadden met huishoudelijke artikelen); vervolgens op het adres A116a tot 1-5-1949. Van 1-5-1949 tot 1-12-1953 op het adres Lepelstraat 17; daarna tot 25-11-1954 in de Ledeackersestraat, nr. 1c. Van 25-11-1954 tot 8-2-1961 op het adres Ledeackersestraat 4.
Vanaf 8-2-1961 in Boxmeer in de Bakelgeertstraat nr. 48, waar Charles op 21 mei 1980 plotseling, geheel onverwacht, is overleden op 71-jarige leeftijd.
De viool waarmeeCharles Bergholtz in 1931 hier arriveerde, mag men als symbool beschouwen voor alles wat hij in Sint Tunnis op cultureel gebied tot stand zou brengen en waarin hij bekend werd in het hele Land van Cuijk.
Als jong onderwijzer aan de Jongensschool had hij als collega's: meester Arthur Verhelst, het hoofd der school, zoals dat in die tijd heette, Guus Philipse uit Boxmeer, Jan Dekkers uit Sint Tunnis; later kwam daar Jo Thissen uit Vortum-Mullem bij.
De vrijgezel Verhelst zou in mei 1940 met pensioen gaan, maar het uitbreken van de oorlog haalde daar een streep door. Daarom bleef hij en nam pas in 1942 afscheid. Jan Dekkers volgde hem op als schoolhoofd. Op zijn beurt werd die opgevolgd door Jo Thissen, die in 1966 op 49-jarige leeftijd is overleden.
Meester Bergholtz gaf aanvankelijk les in de eerste klas, al wisselde dat wel eens. In die eerste klas ving hij ieder jaar de nieuwe leerlingen op, die de overstap maakten van de bewaarschool naar de “grote school”. Hij leerde de eersteklassers lezen.
Dat ging in die tijd met grote platen vóór in de klas. Meester Bergholtz maakte daar een hele show van. Op de eerste plaat stond het woordje 'aap' aan de achterkant, aan de voorkant zag je een duidelijk grote tekening van een aap. Die tekening kreeg je eerst te zien en de meester vertelde daar een heel verhaal bij waar hij wel een heel lesuur aan kon besteden en daar werd goed naar geluisterd, want verreweg de meeste jongens hadden nog nooit een echte aap gezien. Uiteindelijk kregen we de achterkant te zien en de prille eerste klassers gingen om 12 uur naar huis met het parmantige gevoel dat ze het woord 'aap' konden lezen. Zo volgden de dagen daarna de hele reeks: aap – aas – aar- aan (een brandende kaars) – aal – een – oom – oom eet – op en af – ijs. Bij het verhaaltje over 'oom' was hij bijna een goochelaar. Op het spannendste moment, toen hij de hele klas nieuwsgierig had gemaakt naar het plaatje 'oom' pakte hij de plaat tussen de vingers van zijn beide handen en bij de vraag:”zal ik oom eens laten zien?” draaide hij de plaat twee keer snel achter elkaar tussen zijn vingers, zodat je nog steeds hetzelfde zag. Dat wist hij heel handig zo een paar keer vol te houden met telkens grappige zinnen erbij. Op die manier vielen de eerste woordjes bij de leerlingen op een leuke manier in de hersenpan. Dan mocht je die woordjes ook op de letterdoos gaan neerleggen. Het ongelukkige van die dozen was dat er nogal eens lettertjes op de grond vielen; daar was de meester als de dood voor, want er mochten er zeker geen kwijtraken.
Ook leerde hij de kinderen het Algemeen Beschaafd Nederlands. Ze mochten in de klas geen dialect spreken. Zo vertelde hij eens over vliegtuigen, waarop een jongen zijn vinger opstak en riep: ”meester, ik heb gisteren ook een vliegtuig gezien en dè was toch zó leeg! ”Waarop de meester zei: ”Zo, zaten er dan geen mensen in?” Dan had Bergholtz pretoogjes, waaraan je kon zien dat hij er lol in had dat niet iedereen die opmerking begreep.
De zanglessen hadden bij Charles Bergholtz grote prioriteit. Hij leerde je liedjes zingen die hijzelf onvermoeid voorzong, al of niet begeleid op zijn viool. Het waren nog niet eerder gehoorde korte liedjes, zoals b.v.:
Goede dag barbier,
ik breng mijn haren hier.
Knip mijn haren met je scharen,
knip niet in mijn oor,
daar geef ik geen centen voor.
Het is niet bekend of hij die liedjes zelf maakte, het zou best kunnen.
Wat dat zingen betreft: iedere eerste donderdag van de maand moesten alle leerlingen op het einde van de middag in de kerk gaan biechten, maar eerst moesten we, samen met de meisjes, liedjes oefenen voor de eerste vrijdag. Dan was er 's morgens altijd een speciale Mis, waar alle schoolkinderen verwacht werden.
Bergholtz leerde dan de hele meute de liedjes die de volgende dag gezongen zouden worden. Hij zong zelf voor, sloeg met soms beide armen de maat, liep langs de rijen banken om bij elk kind te luisteren of wel goed meezong. Er waren er bij die wel de mondbewegingen maakten, maar geen geluid voortbrachten, maar dat had hij gauw door. Als er iemand meezong met een bromstem, was hij genadeloos: “jij zingt niet mee, mond dicht!”
Ofschoon lijfstraffen in die tijd nog royaal voorkwamen, gebeurde dat bij Bergholtz niet of zeer weinig. Hij had dat niet nodig. Hij zag alles: zijn ogen flitsten naar alle kanten zodat hij alles meteen overzag, hij had een overduidelijke stem en kon in goed gekozen woorden iemand behoorlijk op zijn nummer zetten. Maar de humor was er ook steeds.
Als er al eens feestjes te vieren waren, zoals bij het afscheid van meester Verhelst in 1943 of bij Oranjefeesten als er een aubade gebracht werd aan de burgemeester op het raadhuis, was meester Bergholtz de man die het geheel regisseerde. Daarbij nam hij er de kinderen van Ledeacker en Oploo die te voet waren opgetrommeld er graag bij. Maar ook meester Willem Christiaans uit Ledeacker (hij woonde op de Bottermien) dirigeerde wel eens.
Toen in 1939 de oorlogsdreiging groter werd en de algemene mobilisatie werd afgekondigd, werd meester Bergholtz ook in actieve dienst opgeroepen. Er kwam een vervanger in zijn plaats. Zo kon het gebeuren dat de meester op een goede dag tijdens de pauze in militaire uitrusting plotseling de speelplaats op kwam fietsen tot grote verbazing van zowel de kinderen als van de surveillerende meesters. Van zo 'n plotselinge verrassingen hield hij en beleefde daar zelf ook veel lol aan.
Naast zijn werk als onderwijzer was hij in zijn vrije tijd heel erg druk bezig met toneelspelen. Als regisseur wist hij deze vorm van vrijetijdsbesteding in Sint Tunnis tot op zeer hoog peil te brengen. Samen met pastoor van Delft, met de muzikaal eveneens zeer begaafde Jan van den Berg, Jan de köster, werd ons dorp wat dit betreft, een oase tussen Peel en Maas. Dit onderwerp valt echter buiten het schoolgebeuren en zal daarom op een ander tijdstip elders worden verteld, evenals zijn werk als cultureel adviseur van de NCB in het Land van Cuijk.
Charles Bergholtz heeft in die tijd op bijzondere wijze eraan meegewerkt, dat het culturele leven hier op een hoog peil kwam te staan wat in het persoonlijk leven van velen van blijvende invloed is geweest.
Jac. van Kempen