Verhaal: Sint Antonius

Ons dorp is vernoemd naar de Heilige Anthonius. Wie was hij?

Een van de meest populaire heiligen – vooral in Zuid-Nederland, is Sint Antonius Abt, ook wel genoemd Antonius met ‘t varken, Antonius de kluizenaar of Antonius de Grote. Zijn feestdag is 17 januari en die datum is dus ook de naamdag van onze kerk.

Afkomst

Antonius werd geboren in Coma bij Herakla in Egypte in 251. Hij stierf op 17 januari 356 en werd dus ca. 105 jaar. Deze Heilige wordt ook wel Sint Tunnis genoemd en wordt meestal afgebeeld met een varken. Dat varken zou een verwijzing zijn naar een 20-jarig boeteleven, eenzaam, in de woestijn, waarbij boze geesten hem in de gedaante van allerlei fantastische dieren aanvielen en verwondden. De duivel in eigen persoon zou als varken daaraan hebben meegedaan. Maar dit is maar een heilig verzinsel achteraf. Laten we het levensverhaal van Antonius eens doorlopen om achter de echte reden te komen.

De ouders van Antonius waren zeer welgestelde Egyptische boeren. Het waren principiële christenen in een vrijwel heidense omgeving. Ze leefden daarom vrij geïsoleerd en ook Antonius hield zich verre van de zeer vrijmoedige gebruiken van de heidense dorpsjeugd. Maar heus niet omdat hij zo’n dweperig christen was!

Karakter

Hij bezat toen al, naar verluidt, een nuchter, vast en evenwichtig karakter. Hij handelde weloverwogen en zette eenmaal genomen beslissingen door. Zo handelde hij ook bij de bezinning op de dood van zijn ouders in 270. Het leven is broos en de aardse goederen zijn vergankelijk; richt je dus op God en vergeet wat achter je ligt! Hij besloot daarom vrijwillig afstand te doen van zijn erfenis. Hij stelde de toekomst van zijn zusje veilig en bracht haar onder bij goede familieleden.

Gelofte van armoede

Bezittingen en al zijn geld verdeelde hij onder de buren in het dorp en de armen in de omgeving. Zelf trok hij de woestijn in en legde zich toe op de beoefening van deugden en versterving. Dit besluit betekende niet alleen armoede, maar ook zuiverheid: afstand doen van de vreugden van huwelijks- en gezinsleven. In de eerste jaren zocht Antonius steun en onderricht bij verschillende asceten: kluizenaars die reeds lang verspreid in de woestijn in spelonken leefden.

Charisma

Hij nam in zich op al het goede waarin elk van hen uitmuntte. Al heel gauw viel op dat hij het grote vermogen bezat om eigen geestelijk bezit op een ander over te kunnen dragen. Hij straalde dit als het ware zo sterk uit, dat een ander er door veranderde, er door begeesterd werd. Iedereen die zich op ascese, deugdenbeoefening en versterving toelegt, maakt periodes van twijfel door: als je jezelf iets streng ontzegt, zie je vaak heel sterk de fijne kanten van het afgewezene en je omgeving versterkt dat dan ook nog eens. Dat is de bekoring! Die kan uit jezelf opkomen, maar ook van buiten. Alles wordt heel aanlokkelijk! Antonius was zeer evenwichtig en doortastend: wat in hemzelf opborrelde aan verkeerde ideeën en gedachten, onderdrukte hij gemakkelijk. Maar ook bij bekoringen van buiten hem, gaf hij geen duimbreed toe. Daar duiden in zijn levensverhaal de satanische woedeaanvallen van de demonen uit de onder wereld op. Die zouden de omgeving letterlijk hebben doen beven en Antonius lichamelijk hebben geteisterd!

Antonius in de schilderkunst

Van deze visioenen hebben Grünewald, Hieronymus Bosch, Memlinc, Rubens en Dürer dankbaar gebruik gemaakt om de meest gruwelijke duivelsfiguren op het doek te brengen rond een rustige, onverzettelijke Antonius. Een heleboel van deze voorstellingen komen natuurlijk op rekening van de vrome Middeleeuwen, wat niet wegneemt dat het leven van Antonius toch heldhaftig geweest moet zijn. Door het geestelijk overwicht dat Antonius op anderen uitstraalde, kreeg hij op zijn beurt toekomstige kluizenaars “in de leer”. Hij bleef daarbij nuchter, praktisch en uiterst bescheiden. Hij stichtte géén orde. Hij geeft leiding aan beginners en stuurt ze daarna letterlijk de woestijn in. Ook wordt hij nu veel gevraagd om raad te geven in kerkelijke en wereldlijke twisten.

Op het schilderij van Hieronymus Bosch (plm 1500) zien we rechtsboven hoe hij onverstoorbaar blijft bidden, terwijl hij door vreselijke demonen door de lucht wordt geworpen. Op de voorgrond krijgt de heilige ’s nachts bezoek van angstaanjagende demonen. Antonius (in grijze pij) zit op zijn knieën te bidden; hij richt zich op het kruisbeeld in de donkere nis van van vervallen bouwwerk recht voor hem.

Vriendschap met Athanasius

Op een van de reizen die hij daarvoor moet maken, raakt hij sterk bevriend met Athanasius, de latere heilige bisschop van Alexandrië, die een uitvoerige levensbeschrijving van Antonius schreef. Als men een beroep op Antonius deed, voelde hij zich verplicht om te hulp te komen. Maar zo gauw de opdracht vervuld was, trok hij weer de woestijn in. Antonius was dus zeer origineel in woord en daad en daardoor werd hij alom bekend en bemind. Terwijl hij nederig op de achtergrond wilde blijven, zette men hem op een voetstuk en vooral na zijn dood werden hem door het gelovige volk erg veel goede hoedanigheden toegeschreven.

Beschermheilige

Antonius werd vooral bekend als beschermheilige tegen vergiftigingsverschijnselen en epidemische huidziektes. Dat betekent dat men tot Antonius kan bidden om hulp bij deze problemen. De bekendste aandoening in de vroege Middeleeuwen was moederkorenvergiftiging, ook wel St. Antoniusvuur genoemd. Deze ziekte veroorzaakte vernauwing van de bloedvaten waardoor ledematen afstierven en later onherroepelijk de dood volgde.

Ziekenhuisorde der Antonianen

Van die afschuwelijke ziekte genas in de 11e eeuw – op voorspraak van Antonius – de zoon van de edelman Gaston te Didier de la Motte in Frankrijk. Uit dankbaarheid stichtte deze Gaston de ziekenhuisorde van de Antonianen: priesters, zusters en broeders die zich geheel aan de verpleging wijdden van mensen met vergiftigingsverschijnselen of besmettelijke ziektes. Deze kloosterlingen moesten leven van giften.

De varkens

De giften waren vaak niet voldoende voor hun veel omvattend werk. Daarom ontstond al gauw het gebruik dat ze in steden en dorpen varkens mochten laten rondlopen, die herkenbaar waren aan een bel of T-kruis gebrand in het oor, die zich tegoed deden aan de etensresten die ze op straat of op mesthopen vonden. Waren ze eenmaal vet genoeg, dan werden ze verkocht en de opbrengst was dan voor het werk van de Antonianen. Die varkens noemde men H. Geest-varkens of Antonius-varkens. En zó kwam het varken in het “leven” van de H. Antonius. Hij werd er later door de Antonianen mee afgebeeld. Daarbij kwam nog dat de ziekte van het Antoniusvuur ook bij dieren, vooral bij varkens, als “de rode loop” voorkwam. Dit gaf natuurlijk een extra bekendheid van St. Antonius bij de boeren!

De wandelstaf en bel als symbool

De monnikskruk of pelgrimsstaf, een T-vormige wandelstok, werd het embleem voor Antonianen en andere verplegers. Een bel werd gebruikt door kloosterlingen en “bedelaars ” als ze op bedeltocht gingen voor geld en goederen voor hun liefdadig werk. Daarom wordt Antonius vanaf de 12e eeuw afgebeeld in het bruine habijt van de Antonianen met varken, T-kruk en bel. Soms ook wordt hij afgebeeld tussen lekkende vlammen, die hij als het ware vertrapt, als teken van zijn bescherming tegen de vuurziekte. Toen de erge besmettelijke ziekten nagenoeg overwonnen waren, werd de orde van de Antonianen in 1804 opgeheven. De leden en de bezittingen gingen over naar de orde van Maltha: de nu nog bekende Malthezer-ridderorde die nog steeds ziekenhuizen in stand houdt.

Een kluizenaar uit de derde eeuw

Een kluizenaar uit de derde eeuw in het verre Egypte heeft ons dus toch nog wat te zeggen. Uit zijn geschriften en toespraken die de traditie hem toeschrijft, putten vele kloosterstichters en oversten regels voor een intense religieuze levenswijze; zowel voor de oosterse als de westerse wereld. Vooral de Benedictijnen en de met hen verwante orden hebben veel van Antonius overgenomen en zo werd dus de “zonderling” van 17 eeuwen terug grondlegger van de Europese beschaving. Want de ontwikkeling van de Europese wereld is niet los te denken van het werk van de kloosterlingen.

Welnu, hun geestelijke vader was Antonius met het varken! Voor ons dorp kan nog vermeld worden, dat zeer waarschijnlijk via diezelfde kloosters de verering van Antonius naar onze streken kwam. Vooral het Huis Kleef beijverde zich om de verering van Antonius te verspreiden. Malden, Groesbeek en Mook behoorden tot het huis Kleef. Zij kennen ook de verering van Antonius tot op de dag van vandaag. Van daaruit “waaide” de verering naar hier. Eigenlijk dus helemaal niet zo gek, dat het Zusterklooster op de Brink het Antoniusklooster heet!